Pestprotocol van Judoschool Tan-Ren-Jutsu
Pestprotocol van Judoschool TRJ plus achtergrondinformatie.
(voor een groot deel overgenomen van het protocol van een andere sportvereniging)
Judoschool Tan-Ren-Jutsu wil haar judoka’s een omgeving bieden, waarin zij zich op een prettige en positieve wijze kunnen ontwikkelen. Pesten verstoort dat en helaas gebeurt dat overal. Sportclubs die beweren dat pesten bij hun vereniging niet plaatsvindt nemen het pestgedrag niet serieus. Het is belangrijk om een duidelijk en helder beleid te hebben waar alle betrokkenen op kunnen terugvallen in voorkomende gevallen.
Het pestprotocol is een vastgelegde wijze waarop we het pestgedrag van kinderen in voorkomende gevallen benaderen. Het biedt alle betrokkenen duidelijkheid over de gevolgen, de ernst en ook specifieke aanpak van dit ongewenste gedrag. Op de leraren/ leidersavond aan het begin van het judoseizoen zal het pestprotocol aan de orde worden gesteld. Het pestprotocol is ook opgenomen als bijlage bij de lerarenleidraad.
Naast dit protocol is er ook een vertrouwenspersoon die kan worden benaderd door de gepeste judoka, zijn ouders of leider. De vertrouwenspersoon is te bereiken via het emailadres: [email protected].
Uitgangspunten bij het pestprotocol
1. Als pesten en pestgedrag plaatsvindt, ervaren we dat als een probleem voor Judoschool Tan-Ren-Jutsu zowel voor de leider/trainers als de ouders, de kinderen, de gepeste kinderen, de pesters en de ‘zwijgende’ groep kinderen.
2. Judoschool Tan-Ren-Jutsu heeft een inspanningsverplichting om pestgedrag te voorkomen en aan te pakken door het scheppen van een veilig klimaat waarbinnen pesten als ongewenst gedrag wordt ervaren en in het geheel niet wordt geaccepteerd.
3. Leiders en leraren moeten tijdig inzien en alert zijn op pestgedrag in algemene zin. Indien pestgedrag optreedt, moeten zij duidelijk stelling en actie ondernemen tegen dit gedrag.
4. Wanneer pesten, ondanks alle inspanningen weer optreedt, wordt de uitgewerkte procedure uitgevoerd.
5. Dit pestprotocol wordt door de jeugdcommissie onderschreven en wordt ook met leiders/trainers besproken en ter inzage aangeboden.
Protocol
A Maatregelen en procedure:
Preventieve maatregelen:
De leider/leraar bespreekt met de jeugdjudoka’s de algemene afspraken en regels aan het begin van het judoseizoen. Het onderling plagen en pesten wordt hier benoemd en de regels van het pestprotocol worden expliciet besproken.
Strafmaatregelen:
- Indien er sprake is van herhaald pestgedrag worden de ouders van de pester in het bijzijn van de pester op de hoogte gesteld van de ongewenste gebeurtenissen in een gesprek op locatie. Hierbij is ook een lid van de commissie aanwezig. Aan het eind van dit oudergesprek worden de afspraken met de pester uitdrukkelijk doorgesproken en ook vastgelegd. Ook de op te leggen sancties bij overtreding van de afspraken worden daarbij vermeld. Gedacht kan worden aan het schorsen voor bepaalde tijd . Indien het pestgedrag van de pester niet aanzienlijk verbetert, en / of de ouders van het kind werken onvoldoende mee om het probleem ook aan te pakken kan commissie overgaan tot het beëindigen van het lidmaatschap.
B De concrete invulling als handvat van het pestprotocol:
Formulieren en procedures leiden op zichzelf niet tot het verdwijnen van ongewenst gedrag. Wel is het belangrijk om in zaken als pestgedrag duidelijk te monitoren hoe het verloop van een casus wordt behandeld want er is veel tijd mee gemoeid en er zijn ook vele betrokkenen. Onderstaande tekst geeft concrete invullingen en handreikingen.
De leider/trainer heeft een zeer belangrijke rol. Hij/zij zal helder en duidelijk moeten maken dat dit ongewenste gedrag volstrekt niet geaccepteerd wordt. De leider/trainer biedt in eerste instantie de gepeste speler bescherming, spreekt zwaar en ernstig met de pester en zijn ouders en richt zich vervolgens op de zwijgende middengroep en de meelopers.
Hulp aan het gepeste kind:
De begeleiding van de gepeste speler is van groot belang. Het kind is vaak eenzaam en altijd slachtoffer en heeft recht op professionele zorg vanuit de vereniging. Naast het voorkomen van nieuwe ongewenste ervaringen staat het verwerken van de ervaringen. Dit gebeurt vooral door gesprekken met de leider/leraar.
Hulp aan de pester:
Pesters zijn niet in staat om op een normale wijze met anderen om te gaan en hebben dus óók hulp nodig. Die hulp kan bestaan uit een gesprek vanuit het protocol waarin ondubbelzinnig zal worden aangegeven welk gedrag niet geaccepteerd wordt. Dit gesprek wordt gevoerd als een slecht-nieuwsgesprek. Er wordt een schriftelijk verslagje van gemaakt.
Een duidelijk afspraak voor een vervolggesprek op termijn ongeacht de ontwikkelingen en welke straf er zal volgen indien het pestgedrag toch weer voorkomt.
Hulp aan de zwijgende middengroep en de meelopers:
De zwijgende middengroep is als eerder beschreven in dit stuk van cruciaal belang in de aanpak van het probleem. Als de groep eenmaal in beweging is gebracht, hebben kinderen die pesten veel minder te vertellen. Deze middengroep is eenvoudig te mobiliseren, niet alleen door de leider/leraar, maar ook door de ouders.
Hulp aan de ouders
Voor de ouders van het gepeste kind is het van belang dat Judoschool Tan-Ren-Jutsu ernst maakt met de aanpak van het pesten. Met de ouders van het gepeste kind zal overleg zijn over de aanpak en de begeleiding van hun kind. De ouders van de pesters moeten absoluut op de hoogte zijn van wat er met hun kind gebeurt. Zij hebben er recht op te weten dat hun kind in sociaal opzicht bepaald zorgwekkend gedrag vertoont dat dringend verbetering behoeft. Ouders kunnen hun kinderen zeggen dat zij het verschrikkelijk vinden als kinderen elkaar pesten. Dat als hun kind het ziet, het zeker niet mee moet pesten, maar stelling moet nemen. Indien het kind die stelling niet durft te nemen, het altijd aan de ouders of aan de leider/trainer moet vertellen. Praten over pesten is fundamenteel iets anders dan klikken
De 10 gouden regels vanuit het pestprotocol zijn:
1. Je beoordeelt andere judoka niet op zijn/haar uiterlijk
2. Je sluit een andere judoka niet buiten van activiteiten
3. Je komt niet zonder toestemming aan de spullen van een ander
4. Je scheldt een andere judoka niet uit en je verzint geen bijnamen
5. Je lacht een andere judoka niet uit en je roddelt niet over andere judoka’s
6. Je bedreigt elkaar niet en je doet elkaar geen pijn
7. Je accepteert een andere judoka zoals hij of zij is
8. Je bemoeit je niet met een ruzie door zomaar partij te kiezen
9. Als je zelf ruzie hebt, praat het eerst uit lukt dat niet dan meld je dat bij de leider of de leraar.
10. Als je ziet dat een judoka gepest wordt, dan vertel je dat aan de leider/leraar. Dat is dan geen klikken!
Achtergrondinformatie
Voorbeelden van specifiek pestgedrag:
Verbaal vernederen: ”Ga jij maar aan de kant zitten, je kunt niet goed genoeg judoën om echt mee te doen
Schelden: “ Viespeuk, etterbak, mietje” enz.
Dreigen: “Als je dit of dat doet, dan grijpen we je”
Belachelijk maken, uitlachen bij lichaamskenmerken of bij een verkeerde actie op de mat. Kinderen een bijnaam geven die als negatief worden ervaren. (rooie, dikke, dunne, flapoor, centenbak enz.)
Fysiek: Krabben, bijten, slaan, spugen en bijvoorbeeld haren trekken.
Intimidatie: Een judoka achterna blijven lopen of hem/haar ergens opwachten.Iemand in de val laten lopen, de doorgang versperren of klem zetten tussen de fietsen.
Dwingen om bezit dat niet van jou is af te geven
Een judoka dwingen bepaalde handelingen te verrichten, bijvoorbeeld geld of snoep meenemen.
Isolatie:
Steun zoeken bij andere judoka’s bijv. zodat de judoka niet wordt uitgenodigd voor leuke dingetjes.
Uitsluiten: de judoka wordt niet buitengesloten, mag niet meefietsen naar huis, enz.
Stelen of vernielen van bezittingen: Afpakken van spullen, kleding. Beschadigen en kapotmaken van spullen: schoppen tegen en gooien met een judotas, banden van de fiets lek steken.
Het specifieke van pesten is dus gelegen in het bedreigende en vooral systematische karakter. De inzet van het pestgedrag is altijd macht door intimidatie. Bij dit echte pestgedrag zien we ook altijd de onderstaande rolverdeling terug bij een aantal betrokkenen.
De gepeste kinderen (slachtoffers)
Sommige kinderen hebben een grotere kans om gepest te worden dan anderen. Dat kan komen door uiterlijke kenmerken maar het heeft vaker te maken met vertoond gedrag, wijze waarop gevoelens worden beleefd en de manier waarop dat geuit wordt.
Veel kinderen die worden gepest hebben een beperkte weerbaarheid. Ze zijn niet in staat daadwerkelijk actie te ondernemen tegen de pestkoppen en stralen dat dan ook uit naar hun kwelgeesten. Vaak zijn ze angstig en onzeker in een groep, ze durven weinig of niets te zeggen, omdat ze bang zijn om uitgelachen te worden. Deze angst en onzekerheid worden verder versterkt door het ondervonden pestgedrag, waardoor het gepeste kind in een vicieuze cirkel komt waar het zonder hulp zeker niet uitkomt. Gepeste kinderen voelen zich vaak eenzaam, hebben in hun gepeste omgeving geen vrienden om op terug te vallen en kunnen soms beter met volwassenen opschieten dan met hun leeftijdgenoten. Jongens die worden gepest horen bijna nooit tot de motorisch beter ontwikkelde kinderen.
De pestkoppen (daders)
Kinderen die pesten zijn vaak juist fysiek wel de sterksten uit de groep. Ze kunnen zich permitteren zich agressiever op te stellen en ze reageren dan ook met dreiging van geweld of de indirecte inzet van geweld. Pesters lijken in eerste indruk populair te zijn in een team, maar ze dwingen hun populariteit in de groep af door te laten zien hoe sterk ze zijn en wat ze allemaal durven. Met het vertoonde pestgedrag gaat ze dat gemakkelijk af en ze krijgen andere kinderen mee bij het gedrag naar een slachtoffer.
Pesters hebben ook feilloos in de gaten welke kinderen gemakkelijk aan te pakken zijn en als ze zich al vergissen, gaan ze direct op zoek naar een volgend slachtoffer De zwijgende meerderheid en potentiële meelopers krijgen een keuze die onuitgesproken wordt opgelegd en die aan duidelijkheid niet te wensen overlaat: Je bent voor of je bent tegen me. Hier gaat een grote dreiging uit naar de gezamenlijke omgeving van pester en slachtoffer. Alles is immers beter dan door de “machtige pester” zelf gepest te worden. De pesters stralen juist deze dreigende zekerheid met verve uit. Ze overtreden bewust regels en hebben vaak vaardigheden ontwikkeld om met hun daden weg te komen. Het profiel van de pester is sterk zelf bevestigend, hij ziet zichzelf als een slimme durfal die de dommerds de loef afsteekt en ze dat ook bij herhaling laat merken. “Wie maakt mij wat? ” staat met grote letters op het voorhoofd geschreven.
Het komt ook regelmatig voor dat een pestkop een kind is dat in een andere situatie zelf slachtoffer is of was. Om te voorkomen weer het mikpunt van pesten te worden, kan een kind zich bijvoorbeeld in een andere omgeving dan die van zijn slachtofferrol, vervolgens als pester gaan opstellen en manifesteren.” Laten pesten doet pesten”.
Een succesvolle pester leert niet om zijn agressie op een andere manier te uiten dan door het ongewenste pestgedrag te vertonen. Pesters maken een abnormale sociale ontwikkeling door met alle gevolgen van dien voor de pester zelf.
De meelopers en de andere kinderen
De meeste kinderen zijn niet direct betrokken bij pesten in de direct actieve rol van pester. Sommige kinderen behouden enige afstand en andere kinderen doen incidenteel mee. Dit zijn de zogenaamde “meelopers “. Er zijn ook kinderen die niet merken dat er gepest wordt, of er zijn kinderen die het niet willen weten dat er gepest wordt in hun directe omgeving.
Het specifieke kenmerk van een meeloper is de grote angst om zelf in de slachtofferrol te geraken. Maar het kan ook zijn dat meelopers stoer gedrag wel interessant vinden en denken daardoor in populariteit mee te liften met de pester in kwestie.
Het heeft absoluut zin om daadwerkelijk op te staan tegen het pesten. Zodra andere kinderen het gepeste kind te hulp komen of tegen de pesters zeggen dat ze moeten ophouden, kan de situatie aanzienlijk veranderen. Het pesten wordt dan al direct minder vanzelfsprekend en draagt bovendien grotere risico `s met zich mee. De situatie voor met name meelopers verandert door het ongewenste karakter van het vertoonde pestgedrag. Het wordt duidelijk dat het geen groepsnorm is om mee te gaan in het pestgedrag. Meelopers horen graag bij de norm en de grote groep en zijn niet bereid om grote risico`s te lopen waarvan ze de gevolgen niet kunnen overzien, dit in tegenstelling tot de ervaren pester.
Kinderen die pestgedrag signaleren en dit bij de leider/leraar aangeven vervullen dus een belangrijke rol. Ook de ouders kunnen een belangrijke rol spelen. Ouders van kinderen die gepest worden en die dit probleem met de club willen bespreken, zijn natuurlijk altijd emotioneel bij het onderwerp betrokken. De gevoelde onmacht bij deze ouders wordt door hen sterk ervaren en is niet altijd een goede leidraad tot een rationeel handelen. De ouder wil maar een ding en dat is dat het pestgedrag ogenblikkelijk stopt.
Te verwachten problemen bij de aanpak van pesten.
Bij het gepeste kind: Een gepest kind schaamt zich vaak voor zijn gedrag, het voldoet niet aan normen die de ouders graag in hun kinderen terugzien: een vrolijk en vooral onbezorgd kind dat zelfstandig in staat is zijn boontjes te doppen. Pesten is een groot probleem voor kinderen en zorgt ook voor een evenredig groot probleem bij de erkenning en de aanpak ervan. Veel gepeste kinderen doen er dan uiteindelijk ook maar het zwijgen toe en vereenzamen. De angst wordt aanvankelijk nog groter als het pesten bespreekbaar gemaakt wordt door de ouders, waar door het gepeste kind eens te meer met de gevolgen van het pesten kan worden geconfronteerd. Als represaille kan er in nog heviger mate gepest worden dan daarvoor al het geval was.
Bij de pester: De pester zelf ziet zich in zijn machtsspel bedreigd, en dat moet ten koste van alles voorkomen worden. Soms blijken de pesters echter net zo opgelucht als de slachtoffers bij een duidelijke aanpak. Er wordt immers ook aandacht besteed aan hun onmacht om normaal met andere kinderen een relatie op te bouwen. Bij een aantal pesters is dat hun liefste wens waardoor ze echter helaas onmachtig zijn door het ontbreken van het hanteren van de juiste vaardigheden. In de directe kind-omgeving: Daarnaast is het goed te weten dat er altijd kinderen zijn die zich schuldig voelen omdat ze niet op kunnen komen voor het slachtoffer door actief te helpen of een volwassene te hulp roepen. Dit is vergelijkbaar met het niet te hulp schieten bij het verdrinken van mensen, waar een menigte bij aanwezig is.
Ook zijn er altijd kinderen die helemaal niet in de gaten hebben dat er in hun omgeving gepest wordt. Ze zien wel het een en ander gebeuren, maar kunnen de gebeurtenissen niet duiden als pestgedrag, waar gepeste kinderen erg veel last van ondervinden.
Bij de ouders: Ouders van kinderen hebben vaak moeite om hun kind terug te zien in de rol van meeloper of pester. Ouders beschikken niet altijd over de juiste informatie en ook het zich op beperkte schaal voordoen van conflictsituaties tussen groepen kinderen, zorgt ervoor dat er nauwelijks vergelijkingsmateriaal voorhanden is. Een pester op de judoclub hoeft zich in de thuissituatie niet als pester te manifesteren.
Sommige ouders zien ook de ernst van de situatie onvoldoende in. Zij vertalen het pestgedrag van hun kind in weerbaar gedrag.
Hun kind maakt echter een abnormale ontwikkeling door met grote risico`s op normatief afwijkend gedrag op latere leeftijd met grote gevolgen. Andere ouders zien er niets meer in dan wat onschuldige kwajongensstreken. De slogan:“ Ach iedereen is wel eens gepest, u toch ook?”, geeft de visie van de ouders op dit gedrag aardig weer. Behalve de pester moeten dus ook vaak de ouders doordrongen worden van het ongewenste karakter voor alle betrokkenen van het vertoonde pestgedrag.